Nieuws:

Voor vragen rond je registratie, je account of het functioneren van het forum kun je een email sturen naar:
mailaven @ freedom.nl (zonder spaties rond de @).
Vermeld dan ook even de naam waarmee je je hebt geregistreerd.

Hoofdmenu

Mijn schrijfsels

Gestart door Ciara, juni 10, 2009, 03:41:35 PM

Vorige topic - Volgende topic

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Ciara

Ik schrijf vrij veel, gewoon omdat ik dat prettig vind. Ik zal mijn dingetjes hier even posten. Ik waarschuw wel alvast even, ze zijn niet vrolijk. Sommige zijn in het engels, Ik hoop dat dat niet erg is.

als eerst een gedicht dat ik schreeft toen ik zo'n dertien jaar oud was. Ik had een aardige wiskunde leraar die zei dat ik de les mocht gebruiken voor sinterklaas gedicht, maar aangezien wij dat niet meer vierden heb ik de eerste maar geschreven. later volgde de tweede. Vanwege mijn leeftijd toen in het dus geen technisch hoogstandje ofzo, maar ik vind het nog altijd wel gelden.

Different  and the same

The children in the school,
Walk about their daily routine
Thinking and acting
Like they're real cool

There in a corner, few stand alone
For they do not feel like pretending to be a clone

It is because of the way they feel that they stand alone
Not because they dress funny
But because they refuse to serve the throne

The one thing that few people understand,
is that we all share a piece of the very same land.

This is why, all of us, in  our own very special way
Are all different and the same


Het tweede is een fictief iets, van latere hand:

Utopia.

Utopia ontwaakt door de warme streling van de zon. Ook ik ontwaak. Na me uitgerekt te hebben en de frisse geur van de morgen te hebben opgesnoven sta ik op en kleed me aan. Mijn ontbijt bestaat uit lekker vers brood met een gekookt eitje. Ik geniet van de geur, de smaak op mijn tong. Na mijn ontbijt zak ik terug in mijn stoel. Ik ben tevreden. Ik luister naar de geluiden, het gezang van de vogels, kinderen die buiten spelen, de wind die door de bomen ruist. Ik sta op en ga bij het raam zitten. Ik kijk naar buiten, naar een perfecte wereld. Utopia.

Het is niet altijd een Utopia geweest. Oh nee, ik herinner me nog hoe het vroeger was. Steden waren er niet, ziekte en oorlog heersten, armoede en honger waren aan de orde van de dag. Veilig was het nooit, verscholen in de bossen, rennend over de vlaktes, er was altijd een kans dat plunderaars je zouden vinden. Grote karvanen vielen meer op, en daardoor waren ze vaak slachtoffer van plunderingen. Mijn vader vertelde me altijd dat er kwade mensen waren die nooit genoeg hadden, ze wilden altijd wat andere mensen hadden. Deze mensen waren zo gemeen dat ze gewoon alles afpakten, en ze overvielen iedereen die ze tegenkwamen. Zelfs andere plunderaars waren niet veilig, en tussen al die kleine groepjes bestond daarom ook en helse rivaliteit. In het begin kreeg ik daar niet veel van mee. Het reizen was een avontuur, we waren op zoek naar een schat, al wist niemand waar of wat die schat was. Mijn vader zei altijd dat we het zouden weten als we er waren. Toen ik ouder werd veranderde het spannende avontuur in een angstige vlucht, weg van het gevaar, op zoek naar die mythische schat, maar niemand wist of we ooit zouden slagen.

Ik kan me niet herinneren of we onze schat hebben gevonden, of erin geslaagd zijn het gevaar te ontvluchten. Ik herinner me alleen dat alles van de een op andere dag veranderde. Het was alsof ik in de ene wereld ben gaan slapen en in de andere wakker werd. Alles was anders. Mijn vader en de andere reisgenoten waren verdwenen, in plaats van de oude karren die van ellende bijna uit elkaar vielen zag ik huizen, stevig, recht en nieuw, die zich achter een vergulden hek bevonden. Ik dacht dat ik was gestorven, en dat het hek de hemelpoort was. Alles leek perfect te zijn, er was voedsel in overvloed, huizen voor iedereen, en geen ziektes. Niemand was bang of ongelukkig. Ik weet niet of ik gestorven ben of niet, maar wat die overgang ook was, het is lang geleden. Toen ik net arriveerde was ik oud genoeg om voor mezelf te zorgen, maar jong genoeg om naar mijn vader te verlangen, naar zijn sterke beschermende armen om me heen, en zijn kalmerende stem die me vertelde dat alles in orde was. Hij was er echter niet, en hij is er nog steeds niet. Met de jaren heb ik geleerd door te gaan met mijn leven, of wat het dan ook maar is. Dat is ook niet verwonderlijk. Er waren mensen bij de hemelpoort die zich de Stichters noemden, en wij waren Vluchtelingen. Zij hadden hier een plek gecreëerd die vrij was van leed en verdriet, een plek waar we veilig en gelukkig zouden zijn. Om tot dat Utopia te komen moesten wij ons verleden vergeten en onze verlangens los laten. Iedere dag stelden de stichters mij en de andere Vluchtelingen een vraag, "Waar verlang je naar?" Degenen die hem goed beantwoordden mochten hun oude stinkende kleren uitdoen, alsof ze het verleden van zich afwierpen, waarna ze met nieuwe kleren en een schone lei het Utopia werden binnen gelaten.

Er verstreek anderhalf jaar voordat ik de vraag goed beantwoordde, velen waren Utopia al binnen gelaten, maar er zat ook nog altijd een groot aantal voor de poort. Ik weet nog hoe de Stichters die dag op mij afkwamen, met een blik op hun gezichten die zei dat ze niet dachten dat ik die dag naar Utopia zou gaan. Ik besefte dat ik het antwoord op hun vraag wist, en met dat besef kwam droefheid. Ik kom hem fout beatwoorden, en de rest van de eeuwigheid voor de hemelpoort blijven, of ik kon hem goed beantwoorden en iets verliezen waarvan ik nog niet precies wist was het was. De stichters kwamen, en toen ze de vraag stelden antwoordde ik; "Ik verlang niet naar wat ik niet heb." De Stichters glimlachten, blij verrast, en nadat ik mijn verleden symbolisch van me af had geworpen werd ik met nieuwe kleren en een schone lei Utopia binnen gelaten.

Ik loog. Ik meende het niet toen ik zei dat ik niet verlangde naar wat ik niet heb. Het zijn niet meer dezelfde verlangens als vroeger, maar het zijn nog altijd verlangens. Ik weet nu wat ik verloren heb door Utopia binnen te gaan. Ik verloor mijn vrijheid, de vrijheid om te dromen, te verlangen naar dingen die ik niet heb. Vroeger was dat het gene wat me gaande hield, het verlangen om de schat te vinden, om het gevaar dat overal loerde te snel af te zijn. Dat is nu allemaal weg, en voor mij is het alsof daardoor de zin van het alles is verdwenen. Hier mag ik niet verlangen naar wat ik niet heb, en ik vraag me af, als ik er niet naar mag verlangen, hoe moet ik het dan krijgen? Wat is de zin van Utopia als ik niet mag dromen en verlangen, waarneer het juist die dromen en verlangens zijn die me geluk schenken? Ik ben bang dat de Stichters mijn dromen zullen afnemen als ze erachter komen, en daarom vraag ik niets. Ik leef mijn leven in dagelijkse schijn, uiterlijk ben ik niet te onderscheiden van de anderen. Maar in mijn gedachtes droom ik, en mijn dromen voeren me weg. Ik koester mijn dromen, ze maken me gelukkig, al weet ik dat ze in Utopia nooit waarheid zullen worden. Het maakt me niet uit, want in mijn gedachtes en in mijn dromen ben ik niet in Utopia. In mijn gedachtes worden mijn dromen waar, en in mijn dromen worden mijn verlangens bevredigd. Ik verlang naar wat ik niet heb. Dat, is mijn Utopia.


Nog iets fictiefs:

Het is geschreven

Het was een zwoele zomeravond, buiten viel de schemering in.
Het kaarsvet had zich al een plasje gevormd, vlak naast de ganzenveer.
Een geest die ontwaakt, opschrikt, vertoornd door het verstrijken van de tijd.
Een hand die grijpt, de veer reddend van de ondergang, en daarmee wellicht de toekomst.

De toekomst.
De toekomst die iemand of iets toekomt, ver weg of dichtbij, wordt met de hand geschreven.
Beschreven zoals een minnaar de geur van zijn geliefde zou beschrijven, of een moeder haar kind. Het is een zware taak, een toekomst schrijven, en de dagen worden kort. Haast is geboden, de toekomst moet klaar zijn, want als deze niet geschreven wordt zal hij er ook nooit zijn.

Het begint allemaal met een hazelnoot. Of wellicht begint het met de boom. Misschien begint het zelfs wel met de hazelnoot waaruit die boom gekomen is. In iedere toekomst zit een verleden, en in ieder verleden zit een toekomst. Hoe dan ook, deze toekomst, begint met een hazelnoot.
Deze specifieke hazelnoot werd geplukt, en wel door een eekhoorn. De eekhoorn was voedsel aan het verzamelen, het was immers herfst, zonder voedsel zou het de winter niet overleven. De hazelnoot werd geplukt, niks wetend van zijn lot, ongevoelig als een hazelnoot is. Het leeft, groeit en sterft. Zoals alles leeft, groeit en sterft.

Maar niet vandaag. Vandaag is het de eekhoorn die sterft. Boven de boom waarin de eekhoorn zat vloog namelijk een havik, en ook de havik zocht naar voedsel, dat hij vond in de eekhoorn. De eekhoorn werd gegrepen, van de tak geplukt zoals de hazelnoot was geplukt.
De hazelnoot, niet langer in een huls of kleine klauwtjes, valt. Hij valt, en belandt bovenop een egel. De egel vindt dit allemaal niet erg, hij voelt er nauwelijks iets van. Tenslotte is het herfst, tijd om een hol te zoeken en te gaan slapen. Met die gedachte, nee met dat gevoel, want egels denken niet, vervolgde de egel zijn weg. De hazelnoot blijft liggen, daar op de grond, vlak bij de boom waarvan hij gekomen is. De grond neemt hem op, voedt en verzorgt de hazelnoot, en de hazelnoot groeit, leeft en groeit, terwijl de wereld om hem heen doorgaat en verandert.

Jaren gaan voorbij, de hazelnoot leeft, de hazelnoot groeit, de wereld gaat door. De hazelnoot wordt een boom, waarin hazelnoten zullen groeien en eekhoorns zullen klimmen. De wind zal door zijn takken blazen, soms een zwoel zomers briesje, soms een zware winterstorm. De boom buigt, want dat is wat bomen doen als ze niet breken. De boom leeft en groeit, en terwijl hij dat doet, verandert de wereld. Bomen verdwijnen, huizen verschijnen, maar deze boom blijft staan. In zijn takken zitten hazelnoten en klimmen eekhoorns. Maar er zijn nu ook anderen. Nu zijn er mensen, en zij dansen om de boom, de boom die eens een hazelnoot was. Jarenlang dansen zij om de boom, vol hartstocht en vol vuur.

Met de jaren bekoelt de hartstocht en dooft het vuur. De mensen dansen niet meer, maar velen van hen zijn beïnvloed door de boom, al zijn ze zich daar vaak niet van bewust. Ieder van hen heeft een eigen verhaal, een eigen toekomst, een eigen verleden. De boom merkt niets van dit alles, onwetend over zijn lot, ongevoelig als bomen zijn. De eekhoorns blijven komen, de hazelnoten blijven groeien. Sommige hazelnoten vallen, om vlak bij de boom door de grond te worden opgenomen, andere worden meegevoerd door een eekhoorn. De boom, na al die jaren uitgegroeid tot een majestueuze hazelaar, sterft, en maakt plaats voor een nieuwe boom.

Buiten, in het duister, staat een hazelaar. Hij leeft, hij groeit, hij sterft, zoals als tallozen voor hem deden, en tallozen na hem zullen doen. Het kaarslicht flikkert en dooft, de kaars is op, de toekomst is geschreven. Of wellicht was dit het verleden. Wat toekomst is voor de één, is verleden voor de ander. Hoe het ook zij, het is geschreven, en omdat het geschreven is, is het waar.


Next: Een verhaal dat ik in mijn hoofd door een song text

The immortal

A rumbling shakes me, awakens me from my sleep. I peer around until my eyes find that what awakened me. A few meters from the slap of rock I call my bed there is a newly formed crater.

Blasted comet! Stinking piece of star! Waking me from my sleep, so precious, so rare! How dare you! Go fall elsewhere!

*sigh*I am speaking in rimes again. My loneliness be damned, I hate riming. Curse the world, curse the universe and most of all, curse me, the immortal! Curse me into damnation and oblivion! Oh, how I long for oblivion, I would give my life, my soul, if only they were mine to give. Only sleep brings me some relief, but sleeping is hard and those forsaken falling stars do not make it any easier.  They keep me awake as if driven by some sadistic entity, always falling just before I finally fall asleep, or just after that blissful forgetfulness has come over me. Keep me awake with nothing to do but watch.

But there is nothing to watch. There's no one to talk to. I can only talk to myself. It's been so long since I've talked to anyone. Decades, centuries. I don't even know if I'm talking right now.. perhaps I'm only talking in my head. Am I really hearing my own voice, or am I just imagining it? Can anyone hear me? Oh, what am I saying, of course no one can hear me, I've been alone for eons! The world is nothing but a pile of rocks, dented by the amount of stars and comets that crash into it every single day! Every crater no different than the next, no different from the one I'm stuck in. The sky is dark, the cold wind howls, carrying dust to my crater. Perhaps, one day, it will have brought mountains of dust , high enough for me to climb out of the crater.

What was I thinking anyway? Jumping down a crater. As if that would work. Obviously it didn't. I should have known. But perhaps I shouldn't be so hard on myself. Living like I did, like I am, is hard. I got so tired. Watching the world go to smithereens. Nothing but wind, dust and darkness. Seeing all life go extinct, while I keep living and not be able to do anything about it. I envy those mortals every day.
I tried drowning. I tried burning. Didn't work. Nope, no surrey, it did not. Neither did jumping down a crater, smashing my body against the rocks, braking every bone there was to be broken. All it did was cause me a lot of pain, and I'm still stuck here, only now I'm a lot lower than before. Stupid, stupid, STUPID! Of course I had to go find the deepest crater to jump in. If the earth's core would still be working at least I would be warm, but no, the fire's gone, no warmth, not the least slightest bit of warmth.

Poor me, feeling so sorry for myself. Stuck in a crater, the world around me slowly knocked to tiny pieces. Will oblivion finally come when I get knocked off by a comet? Will the forceful watching end when the earth under my feat is gone, pulverized by the same falling stars that keep me from sleeping? Doubtful, probably, most likely, not. That is the curse of the immortal. No peace for me.
I've watched the sun go out.
I've lived to see the end.
And I am still living
watching
suffering.....

"...I watch the sun go out
I've lived to see the end..."
~Tristania – Wormwood ~




Ik heb nog wel meer, maar daarvan is het meeste nog work in progress, en 1 is iets te zwaar voor een openbaar forum denk ik zo. Maar goed, ik houd het hier voorlopig even bij ^_^

Ereinion

Ik heb alleen het engelse verhaal niet gelezen, maar misschien doe ik dat een andere keer.
Ik vond het verhaal over Utopia geweldig. Heb je geen zin om dat verder uit te werken? Ik krijg er al hele ideeën over hoe het verder zou kunnen gaan.  :D
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Hmm, nee, om eerlijk te zijn heb ik dat stukje eigenlijk altijd als af beschouwt. Misschien dat ik daar toch eens naar moet gaan kijken... Leuk dat je het leuk vond in ieder geval ^_^

Ereinion

Je moet het zelf weten, hoor. Ik werd er heel nieuwsgierig van of ze ooit nog uit Utopia weg kon komen. Dit stukje klonk voor mij als een moment dat het tot haar doordrong dat ze daar niet langer wilde zijn en dus een uitweg gaat zoeken. Ik ben ook erg benieuwd wat die schat dan toch is, want als ze uit Utopia ontsnapt denk ik dat ze daar weer achteraan zou gaan.

Ik zie al een heel boek voor me.  ;D
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Wauw, cool dat een stukje zoveel kan oproepen (heb ik zelf ook wel eens last van :D)

Ik moet toch echt een keer een manier vinden om mezelf op te splitsten zodat het multi-story writing een stuk sneller gaat :p

Ienepien

Ik dacht bij het lezen van Utopia ook meteen aan jouw verhaal/boek, Ereinion.
Ongeveer dezelfde verhaaltrand. En het vroeg bij mij ook om méér.
Misschien kunnen jullie eens samen gaan werken?
Om de beurt een hoofdstuk schrijven? Wie weet worden jullie dan net zo beroemd als Nicci French. :klap:

(even een toevoeging, Ciara, Ereinion is schrijfster van fantasieverhalen, en heeft vorig jaar een boek uitgebracht)

Ciara

Wicked! mag ik het lezen? Ik houd van fantasy! Heb vorige week net zes nieuwe boeken gehaald, voornamelijk eerste drukken, en dat voor 38 euries ^_^

Ik schrijf zelf ook fantasy verhalen (utopia is fantasy, al sprigt het er niet erg duidelijk uit naar voren, maar dat geeft het ook wel wat)

Ik vond het zelf altijd heel gaaf om nieuwe werelden enzo te verzinnen. Ik kan alleen absoluut niet tekenen :p

Ereinion

Tekenen hoeft toch ook niet?

Mijn boek is te vinden op: https://www.ardorhouse.com/products/novels/hydrhaga_3.html (maar eventueel wil ik er ook wel eentje opsturen.  ;) ) Ik ga ook nog even een schema opstellen over wanneer ik waar in het land signeer, maar dat zal ik tegen die tijd wel in mijn fanclub plaatsen.

Samenwerken lijkt me toch zo moeilijk. Maar wat me wel een uitdaging lijkt is om de personages in een boek onder verschillende schrijvers te verdelen. En als er dan een dialoog moet komen dan ook echt tegenover elkaar gaan zitten en het uitschrijven.
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

#8
Ik heb inmiddels een uitbreiding van 7 pagina's op Utopia.  :D

Soms is inspiratie gewoon vreemd, tot nu toe had ik dat verhaal eigenlijk altijd als af beschouwt, en nu, plop, hele verhalen die er achteraan denderen. Nu nog gaan bedenken welke van die lijntjes ik ook echt ga uit werken...

Tekenen zou ik graag kunnen. Ik ken een aantal mensen die echt ongelofelijk goed kunnen tekenen. Als ik verhalen schrijf zie ik de situatie voor me, ik zie gezichten, landschappen, alles. Ik zou heel graag die dingen echt zo letterlijk op het papier kunnen over brengen, maar helaas, dat kan ik niet. Door dat ik de beelden omzet in woorden gaat er iets verloren vind ik zelf. Misschien niet veel, maar toch, iets. Als ik een wereld bedenk pak ik meestal ook een digitaal teken programma en teken de werelden daarin. Kaartjes maken enzo, erg leuk om te doen. En verslavend :p

Ienepien

Citaat van: Ciara op juni 16, 2009, 11:16:25 AM
Ik heb inmiddels een uitbreiding van 7 pagina's op Utopia.  :D

Kijk, wat een paar opmerkingen van ons teweeg kan brengen. :klap:
Ik ben zeer benieuwd.

Ciara

Nu even echt serieus. Het volgende verhaal is geen fictie. Na het lezen van sommige berichten zie ik dat er meer mensen zijn die in een dergelijk psoitie hebben gezeten, of zelfs nog zitten. Voor mij betekent dit verhaal vrij veel, het verwoord hoe ik me voelde, en hoe ik me soms, als ik het toesta, nog steeds kan voelen. Misschien dat anderen zich erin herkennen, en er steun uit vinden. Dat zou ik in ieder geval fijn vinden, daardoor helpt het ook andere mensen. Gewoon omdat ik denk dat de meeste mensen het zullen begrijpen heb ik besloten het hier te posten. Het gaat over Depressie, dus mensen die daar zelf Depri van worden en daar nu geen zin in hebben zou ik aanraden niet verder te lezen. Als het verhaal toch iets te grof is voor een openbare plek wil ik het wel weghalen.




De afgrond

Jaren bevond ik me erin. In de diepte, soms op de bodem, soms iets daarboven, maar altijd in het duister. Hij is er nog steeds, aan de rand van mijn gedachten, geopend, donker en leeg.  Een gedachte kan genoeg zijn om me naar de rand te sleuren. Dan sta ik daar, denkend aan de pijn die ik voelde toen ik me daar bevond.

Niet dat ik me toen van de afgrond bewust was. Het leven was gewoon rottig, koud en pijnlijk. Mensen waren gemeen en ik, ik was gewoon altijd verdrietig.  Ik realiseer me nu hoe lang ik wel niet in die afgrond heb doorgebracht.  Al vanaf de basisschool, toen ik een jaar of 10 was bevond ik me er in. Ik huilde vaak zonder dat ik wist waarom. Het enige wat ik wist was dat het huilen de intense pijn die voelde iets zou verlichten. Klasgenoten vonden het maar raar "Je huilt toch niet om niks?" vroegen ze dan, alsof daarmee alles beter zou worden.  In plaats daarvan voelde ik me alleen maar rottiger.

Naarmate ik ouder werd viel ik steeds dieper, de wereld werd steeds kouder en donkerder. Er waren tijden  dat de afstand naar de rand niet zo ver leek, maar juist terwijl ik naar boven aan het klimmen was verschenen mijn menselijke kwelgeesten aan de rand, om me met hun woorden als stenen weer naar beneden te smijten. Keer op keer als ik naar boven probeerde te klimmen waren zij daar om me weer naar beneden te smijten. Soms was mijn zusje een van hen. En dan vinden ze het raar dat ik het niet zo op mensen heb.

Op mijn dertiende bereikte ik de bodem. Dieper kon niet, kouder donkerder  of verdrietiger kon de wereld niet  worden. Wekelijks, soms zelfs dagelijks dacht ik aan zelfmoord terwijl ik huilend naar huis fietste. Dat was de enige plek waar ik durfde te huilen. Op school niet, wat daar waren die ellendige jongens en meisjes  die me om elke traan zouden bespotten. Thuis niet, want daar was mijn al even gemene zusje, en mijn ouders die onder stress stonden wilde ik niet met mijn problemen opzadelen. Zelfs op mijn kamer durfde ik niet te huilen, bang dat iemand me zou horen. Alleen op de fiets zag niemand mijn tranen, en kon niemand me horen snikken. Tegen de tijd dat ik thuis kwam had ik geen tranen meer, en mijn rode ogen waren makkelijk te verklaren door het slechte weer met harde wind en regen.

Nu kan ik me moeilijk voorstellen dat ik eens zo ongelukkig en alleen was, maar toch weet ik nog precies hoe het voelde. Er kwam een dag dat ik huilend naar huis was gefietst en daar niemand aantrof. Mijn ouders waren aan het werk, mn zusje bij een vriendin. Ik was in en in verdrietig, mijn hoop en vertrouwen gereduceerd tot niks. Het was winter buiten en winter in mijn hart.
Dus liep ik naar de keuken en trok het grootste mes uit het keukenblok. Ik wilde niet meer, het leven deed te veel pijn, er was te veel verdriet. Ik zette het mes tegen mijn pols, en terwijl ik dat deed besefte ik dat ik op deze manier alleen maar meer pijn en leed zou veroorzaken. Pijn voor mij, fysieke pijn, want ik maakte me geen illusies, mijn polsen doorsnijden zou pijn doen. Pijn en verdriet voor mijn ouders, omdat ik zelfmoord had gepleegd.

Ondanks alles was ik er toch van overtuigd dat mijn ouders van me hielden en verdriet zouden hebben als ik dood was. Ik vond dat er in de wereld al genoeg pijn en verdriet was zonder dat ik daaraan bijdroeg. Ik was ook ban, bang voor de pijn, bang dat ze me zouden vinden voordat ik dood was. Dat is misschien laf, maar nu ben ik er blij om, want het gaf me meerdere redenen om geen zelfmoord te plegen. Dus haalde ik het mes van mijn polsen zonder ook maar een schrammetje achter te laten. Ik ben huilend op de grond gezakt en ben daar blijven zitten tot ik geen traan meer over had.

Het was geen makkelijke beslissing, de pijn werd er niet minder door, maar het was een begin. Vanaf dat moment ging ik omhoog, langzaam, maar toch.  Na een paar jaar haalde ik mijn VMBO diploma en ging door naar het MBO. Daar waren geen mensen meer die me de afgrond in wilden duwen, en thuis werd mijn zusje volwassen en ontspanden mijn ouders. Ik slaagde erin over de rand te klimmen, en na een tijdje realiseerde ik me dat er ook leuke dingen in de wereld waren evenals aardige mensen.

Maar de afgrond is niet weg. Hij is daar, aan de rand van mijn gedachten, een hartslag van me vandaan. Vertrouwen is nog altijd moeilijk, omdat ik me nog heel goed kan herinneren hoe vaak ik door anderen weer verder de afgrond in werd geduwd. Ik kan nog altijd niet zeggen dat ik gelukkig ben, en soms twijfel ik zelfs of ik ooit wel gelukkig zal worden, want de echo's vanuit de afgrond bereiken me hoe ver ik er ook vanaf sta.  Ik voel me ook eenzaam, omdat ik het gevoel heb dat niemand het zal begrijpen, dat ik het met niemand kan delen. Als ik daar te veel bij stil sta komt de afgrond met rappe schreden dichterbij.

Dat is ook waarom ik dit schrijf, om mezelf eraan te herinneren hoe eenzaam en ongelukkig ik was, en hoe ik sterk ik ben geweest door mezelf er doorheen te slaan. Ik heb mezelf bezworen er nooit meer in terecht te komen, door aan leuke dingen te denken, of het negatieve gewoon te negeren. Over het algemeen werkt, ik ben er ten slotte nog altijd, maar ik kan alleen maar hopen dat het ook in de toekomst voldoende zal zijn.

Ienepien

Nu begrijp ik ook beter je berichtje in "Ik ben trots op mezelf!

Zelfs IK ben in zo'n afgrond geweest, alleen op een heel ander tijdstip in mijn leven dan jij.
En ik denk, dat er hier wel meer zijn, die herkenning zullen vinden in jouw verhaal.

We steunen je, en als je het moeilijk hebt, spui je verhaal maar. Hier is niks te veel. :knuffel:

Ciara

Het gaat inmiddels best goed met me hoor :) Maar bedankt.  :knuffel:

Maar Arg!!! Ik heb teveel dingen in mijn hoofd voor Utopia! waar zijn die klonen als je ze nodig hebt!!!! En de volgordes, en moet het wel zo uitgebreid, en de pesoonsvormen, en en (dont forget to breath right :p )

Ienepien

Oei, we hebben je toch niet in de stress gebracht?
Hahaha, doe maar kalm aan, hoor. :knuffel:

Ciara

Nee hoor, ik wil gewoon meer en sneller dan ik aankan  ;D