Nieuws:

Voor vragen rond je registratie, je account of het functioneren van het forum kun je een email sturen naar:
mailaven @ freedom.nl (zonder spaties rond de @).
Vermeld dan ook even de naam waarmee je je hebt geregistreerd.

Hoofdmenu

Mijn schrijfsels

Gestart door Ciara, juni 10, 2009, 03:41:35 PM

Vorige topic - Volgende topic

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Jovi_Hobbes

Is there anybody out there, just like everybody out there?
Just one somebody out there, just like me?

Ereinion

Mooi. Die knalt er wel uit!
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Dit stukje wilde ik toch even delen, hoort bij Utopia, maar tussen wat ik poste en dit zit nog heel wat, toch wel gepost want ik vind het een cool stuk :)

Zelfs de raadsleden waren verbaasd geweest over het snelle antwoord. Niet dat ze hadden verwacht lang te moeten wachten, maar dit was buitengewoon snel, zelfs voor de Zwijgers. Je zou bijna gaan denken dat ze iets van plan waren. Victoria voelde koude rillingen langs haar rug lopen bij de gedachte. Als de Zwijgers iets in hun schild voerden, dan kon dat niets goeds betekenen. Er was inmiddels iets meer dan en week verstreken sinds de Struiners Utopia waren binnengevallen, en de Stichter hadden de hoop opgegeven de verdwenen Utopianen nog terug te vinden. Het bericht dat de andere steden ook overvallen waren maakte de zaak er niet beter op. Het Utopia ver in het noorden,  in de bergen, Utopia Bianca genoemd, had zes mensen verloren, het Utopia in het verre noordwesten dat te midden van de bossen stond had er zelfs negen verloren. Maar hoewel de verliezen in Utopia Bianca en Utopia Sae groter waren dan in haar eigen Utopia Eli waren ze toch nietig vergeleken met het feit dat er in Eli een ziener bij was geweest. Het feit dat de Zwijgers zo snel aan de oproep gehoor hadden gegeven vertelde Victoria dat ze hiervan op de hoogte waren.

Dat zinde haar niet. Ze waren vannacht aangekomen, in het holst van de nacht. Ze had ze niet zien aankomen, noch was ze uitgenodigd of ontboden om haar verhaal te doen. Nog meer dingen die haar dwars zaten. Ze zat met de andere Stichters en een aantal raadsleden in de vergaderzaal te wachten. Ze wist dat de Zwijgers zich aan de andere kant van de deur  achter de verhoging bevonden, in de privékamers van de voorzitter. De hoogste raadsleden bevonden zich daar momenteel ook. Ze vroeg zich af wat ze allemaal bespraken daar binnen, beseffend dat ze dat waarschijnlijk helemaal niet wilde weten. Maar weggaan kon ze niet. Ze was wel degelijk ontboden, om in de vergaderzaal te gaan zitten en op verdere instructies te wachten. Ze had geen andere keus. Voor haar gevoel zat ze hier echter al uren, en ze was het wachten zo langzamerhand wel een beetje beu.

Ze had het nog niet gedacht of de deur ging open.  Een viertal mannen liep naar buiten, allen gekleed in een zwarte broek en een wit shirt. Ze waren ongeveer van dezelfde lengte en bouw, waren allen kaal, maar het meest opvallende waren de monden. Dik grof zwart draad hield hun lippen stijf op elkaar geklemd. De mannen leken er echter geen erg in te hebben en positioneerden zichzelf aan weerszijden was de dubbele deuren die toegang gaven naar de gangen. Achter de mannen aan kwamen de raadsleden en de voorzitter, die plaats namen op de verhoging. Als laatste kwam er een vrouw naar buiten. Victoria wist onmiddellijk dat zij de leidster van de Zwijgers was, haar ijskoude ogen lieten geen twijfel mogelijk. Ze was gekleed in dezelfde stijl als de mannen, van de schoenen tot het haar aan toe. Alleen een aantal donkere stipjes langs haar mond verrieden dat ook haar lippen eens door de zwarte draad aan elkaar geregen waren, nu waren haar lippen vrij. De simpele kleding ten spijt straalde de vrouw iets van meedogenloosheid uit, kille berekening en zelfs sadisme. Victoria kreeg bijna medelijden met Nari, die deze vrouw op haar dak zou krijgen. Bijna.

De vrouw ging bovenop de verhoging zitten, haar benen bungelend over de rand, met een nonchalance waarvan Victoria wist dat het de voorzitter moest ergeren. Hij liet echter niets blijken, zelfs niet toen hij een beetje opzij moest leunen om alle aanwezigen te kunnen zien. "Goedenavond" begon hij, "mag ik jullie voor stellen aan Vrouwe Lucratia, een van de Zwijgers. Ze zijn zo goed geweest met alle spoed op onze oproep te reageren, en ik verwacht een hoffelijke behandeling van jullie allen." De voorzitter keek even de zaal rond om zijn woorden kracht bij te zetten. Niet alsof iemand het ook maar in zijn hoofd zou halen om onbeleefd tegen de Zwijgers te zijn, maar toch, je wist maar nooit. "Goed dan, ik wil dat jullie allen je verhaal doen om de Vrouwe een zo duidelijk mogelijk beeld te geven" vervolgde hij, duidelijk niet tevreden met het feit dan een buitenstander dergelijke informatie zou krijgen. Maar hij wist dat er geen keus was, informatie was eigenlijk een lage prijs als je er over nadacht.  Een voor een werden de lagere raadleden en de Stichters naar voren geroepen om hun verhaal te doen. De student die de verandering had opgemerkt werd ook opgeroepen, en als laatste Victoria zelf. Ze voelde zich niet helemaal op haar gemak, de eerste keer was al erg genoeg geweest, maar nu was die Zwijger er ook nog bij. Ze wist dat er veel van dit gesprek afhing. Als de voorzitter ontevreden over haar was zou hij haar bevoegdheden af kunnen nemen, een tijdlang naar de Verlossers sturen, of zelfs haar macht kunnen ontnemen. In het laatste geval zou ze nooit meer een illusie kunnen spinnen, nooit meer aan haar Utopia kunnen werken. Het was een ijswekkende gedachte, en ze wist dat de voorzitter het zonder blikken of blozen kon doen. Leugens zouden haar niet helpen, evenals mooie woorden en beelden. Alleen de waarheid. En zelfs die zag er voor haar niet goed uit. Victoria slikte een brok weg en liep toen met opgeheven hoofd naar de beklaagdenbank. "We kwamen Nari op het spoor doordat een student een verandering opmerkte" begon ze, "een kleine verandering, maar toch duidelijk als je weet waar je naar op zoek bent. De laatste jaren was dit wel vaker gebeurd, allen kleine verandering, meestal pas gevonden lang nadat ze plaatsgevonden hadden. Dit maal waren we er echter vroeg bij, en een klein onderzoek stelde ons in staat de dader aan te wijzen. Het betrof Nari, een jonge vrouw van circa vierentwintig jaar. Ze kwam bijna twaalf jaar geleden bij ons, gered door de Verlossers. Vervolgens heeft ze er anderhalf jaar over gedaan om de stad in te komen. Niemand doet er ooit zo lang over, een paar maand is het maximum. Geen van ons zag dat als een teken." Even zweeg ze, het gegeven zat haar nog altijd dwars. Het leek bijna onmogelijk dat niemand het vreemd had gevonden toen der tijd. "Vanwege haar vermogen illusies aan te passen hebben we overwogen haar tot Stichter op te leiden zodra ze eenmaal uit Utopia verwijderd was." Vervolgde ze, de verontwaardiging van sommigen negerend. "Dit was een bewuste keuze, ze had een goede aanwist kunnen zijn, en nodig ook. Er zijn steeds minder van ons die aanleg hebben om Stichter te worden, en we hebben niet het eeuwige leven. Over een aantal jaren, een eeuw op zijn meest, zal er een tekort zijn aan Stichters, tenzij er snel iets gedaan wordt."

Dat was informatie die niet bij velen bekend was. Dat werd bewust achter gehouden natuurlijk, paniek was een van de laatste dingen die men kon gebruiken. Victoria was er achter gekomen door haar ogen op te houden. Als een van de Stichters die andere opleidde had ze het aantal goede studenten met de jaren drastisch zien slinken. Degenen die wel aanleg toonden waren vaak zwak van geest, of het soort dat de illusies naar eigen beeld wilden maken. Haar eigen student toonde aanleg, dat was waar, maar veel karakter had hij niet. Hij was er te veel op uit om een wit voetje te halen bij haar en de andere Stichters. Het feit dat ze hem over een aantal jaar waarschijnlijk nodig zouden hebben zat haar dwars,  want ze dacht niet dat er genoeg tijd zou zijn om de student wat zelfstandiger te maken. Ze had geen idee hoe het kwam dat er steeds minder potentiële Stichters waren, maar het feit dat de raadsleden haar niet gecorrigeerd hadden vertelde haar dat ze het bij het juiste eind had gehad. 

"Toen we haar op wilden halen ontdekten we dat ze niet thuis was." Vervolgde ze weer. "Tijdens de zoektocht vonden we een aantal open deuren, de bewoners eveneens weg. Niet veel later vonden we de groep bij de poorten, geleid door twee Struiners. Ik wierp een illusie over de brug, maar Nari doorzag hem en  gebood de rest door te rennen. Een van de Struiners gehoorzaamde waarop ook de anderen over de brug werden geleid. De andere Struiner en Nari sloten de poort voordat wij hem konden bereiken. Ik gebruikte een geheime deur om op het platform te komen, en verwijderde de brug voordat Nari en de Struiner konden over steken. Ik probeerde haar over te halen te blijven, zonder succes. De Struiner was toen al naar beneden gesprongen. Nari had duidelijk haar twijfels, maar ze is toch gesprongen. We hebben twee paar voetsporen gevonden die uit het meer komen, waarop we afleiden dat ze de sprong beiden hebben overleefd. Sindsdien ontbreekt ieder spoor."

Opgelucht dat ze uitverhaald was haalde Victoria diep adem. Ze vroeg zich af of ze meer had kunnen doen, zoals wel vaker de afgelopen week. Ze was kwaad geweest op Nari, die zo veel moeilijkheden veroorzaakte. Als ze kalmer was gebleven had ze Nari misschien kunnen overhalen te blijven. Misschien had ze haar zelfs nog wel een opleiding gegeven, nadat ze behoorlijk gestraft was. Maar dat zou een erg groot risico geweest zijn. Als ze een dag eerder geweest waren zou Nari nog een onbeschreven blad zijn geweest, niet beïnvloed door de Struiners. Dan had ze waarschijnlijk zonder problemen opgeleid kunnen worden. Maar niet nadat de Struiners haar hoofd hadden gevuld met  ideeën en dromen. Ze had al laten zien dat ze haar dromen niet makkelijk opgaf, na de Struiners zou dat waarschijnlijk des te meer het geval zijn. De hele situatie was een puinhoop. Victoria kon ook bijna niet geloven dat ze zo wanhopig waren dat ze overwogen om mensen op te gaan leiden. Het te kort aan Stichters moest erger zijn dan ze zich had beseft.

De voorzitter keek even naar Vrouwe Lucratia.  "Heeft U nog vragen, Vrouwe?" De Zwijger schudde haar hoofd. "Goed dan. Dan mag U uw betaling innen, zoals afgesproken." Het werd doodstil in de zaal, iedereen hield gespannen de adem in toen de Zwijger met een soepele beweging van de verhoging sprong en op de grond lande. Ze keek even de zaal rond, bekeek iedereen, beoordeelde ze. Toen knikte ze, en plotseling voelde Victoria dat ze werd vast gegrepen. Verbaasd keek ze op en zag twee van de mannelijke Zwijgers haar armen in een ijzeren greep houden. "Wat.." stammelde ze , en toen drong het beseft tot haar door. Angst en wanhoop bekropen haar. Dit gebeurde niet, dacht ze, dit kon niet waar zijn. "Nee"  zei ze, "Nee! Dat kun je niet doen! Houd ze tegen, Stop ze! NEE!!!" De voorzitter keek onbewogen toe, haar geschreeuw was aan dovemans oren gericht. Sommige anderen keken geschokt, maar niemand kwam haar te hulp. Ze wisten wel beter dan dat. Victoria begon zich te verzetten, maar de mannen die haar vast hielden waren sterk, hoe ze ook vocht, ze werd meedogenloos richting de deuren gesleept. "NEE!!!"schreeuwde ze weer, en ze bleef schreeuwen, de angst had haar nu volledig in zijn greep. Plotseling voelde ze een vlammende pijn, en toen ze schreeuwde niet langer. De voorzitter keek nog altijd onbewogen toe hoe de nu bewusteloze Victoria de zaal uit werd gedragen. Vrouwe Lucratia keek hem even aan, knikte, en liep vervolgens zelf ook de zaal uit. Het was gedaan, de prijs was betaald.

Ereinion

Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Was gisteren even andere verhalen van mezelf aan het terug lezen.. en dan houden ze plotseling op.. like, waarom? Ik wil weten hoe het verder gaat!! Wacht.. dat moet ik zelf verzinnen... juist. *echt vreemd gevoel was dat*

Ienepien

Citaat van: Ciara op september 22, 2010, 12:10:12 AM
Ik wil weten hoe het verder gaat!! Wacht.. dat moet ik zelf verzinnen... juist. *echt vreemd gevoel was dat*

Dat is rááár..................als schrijfster weet je toch hoe het af gaat lopen?
Het plot zit dan toch al in je hoofd? Of is dat niet altijd zo? ???

pinky

Lang niet altijd! Geloof mij! Soms ga je gewoon maar iets vertellen en dan zie je wel waar het uitkomt. Of je stopt.

Ereinion

Ik weet in het begin nooit hoe het afloopt. Ik begin met een personage en van daaruit schrijf ik en vormt zich de wereld. Op dit moment weet ik natuurlijk wel hoe de trilogie gaat aflopen, maar dat heeft heel lang geduurd voor ik daar een idee van had. (misschien wel een paar jaar. Het is altijd achteraf lastig om terug te halen wanneer ik wat schreef)

Het einde van deel twee van de trilogie heb ik pas geleden pas verzonnen. En doordat het zo'n heftig einde is, heb ik heel veel moeten veranderen in deel drie. Ik had dus echt geen idee dat het verhaal die kant op zou gaan.

Ik merk trouwens wel dat deze manier van schrijven niet heel efficient is, dus ga ik voor mijn volgende verhaal werken met een schema waarin al globaal staat welke kant het op moet en via welke wegen. Ik wil echter wel verrast worden door mijn eigen schrijfsels, dus ik ga het niet (zoals sommige schrijvers) uitwerken tot in alle details voor ik begin te schrijven. Het moet wel leuk blijven.
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Wat Pinky zegt :)

Ik weet het begin, ook heb ook wel vage ideeën over iets voor later in het verhaal, maar precieze uitwerking.. nee. Ook wel leuk op zich, want zo kan het nog alle kanten op :)

pinky

Dan kom je er weer eens achter hoe verassend je zelf kunt zijn!

Mannetje


Ciara

De schrijfkriebels hebben weer toegeslagen, utopia zit in inmiddels op 107 pagina's. heb hier en daar wat dingen herschreven, fouten eruit gevist, etc.

De gaten zijn inmiddels ook dicht, dus misschien dat ik eens het volledige WIP neer kwak. Wel veel leeswerk dan voor de rest :p Voor zover ik heb kunnen zien heb ik dit stuk nog niet gepost en komt het na alles wat er tot nu toe staat (zitten wel gaten tussen, maar die zijn dus op papier al dicht


De dagen die volgden bracht Nari voornamelijk in haar eentje door. De sjamanen wilden haar nog altijd graag spreken, maar de aankomst van een aantal Struiners had er voor gezorgd dat die gesprekken uitgesteld werden. Ook Thomas zag ze weinig, al was dat niet zijn eigen keus. Toen hij na de eerste nacht in het kamp wakker was geworden had er een Struiner naast hem gelegen, en ze liet hem sindsdien geen moment met rust. Hij had geschreeuwd toen hij wakker was geworden, zo erg schrok hij. De vrouw had alleen maar naar hem gelachen en zich vervolgens lui omgedraaid. Thomas wist zich geen raad met de situatie, had ook geen idee wat de Struiner in hemelsnaam van hem wilde. Maar hem met rust laten deed ze niet. Ze verscheen altijd op de meest onverwachte plekken, met een plagende grijns op haar gezicht. Hij durfde zich bijna niet meer in het meertje te gaan wassen, wetend dat zij dan vroeger of later aan de rand zou verschijnen en net zo lang zou wachten tot hij eruit kwam. De eerste keer was hij geschrokken toen hij haar bij zijn kleren zag staan.  Toen had hij nog gedacht dat ze wel weg zou gaan als hij wachtte. Hij had het mis gehad. Zelfs toen hij stond te klappertanden van de kou en zijn vingers helemaal verschrompeld waren stond ze er nog altijd, met een glimlach op haar gezicht. Uiteindelijk was hij zo snel mogelijk het meer uitgekomen en vervolgens met zijn kleren in zijn armen de bosjes in gerend. De Struiner had hem nagelachen, maar was hem gelukkig niet gevolgd. Als hij 's ochtends wakker werd lag ze naast hem, waar hij ook ging slapen. Uitleg geven deed ze niets, en hij had nog niet de moed gehad om het te vragen, wat een grote bron van vermaak voor de andere Struiners was. Hij was doodmoe, want ook gaan slapen durfde hij niet meer. En al die tijd piekerde hij zich suf over wat de vrouw in hemelsnaam van hem wilde.

Nari dacht wel dat ze het wist, de vrouw vond hem leuk, maar vond het ook heerlijk om hem te plagen. Thomas was ook wel een makkelijk doelwit wat dat betrof, hij bloosde erg makkelijk en was ongelofelijk verlegen. Hij leek niemand lang aan te durven kijken, vrouwen in het bijzonder. Waarschijnlijk was het nog geen eens bij hem opgekomen dat de Struiner hem leuk vond. En hoewel ze wel een beetje medelijden met hem had, hij wist zich duidelijk geen raad met de situatie, was het ook wel vermakelijk om hem zou onbeholpen te zien. Eer gister, toen zij en Thomas bij het vuur zaten, had ze opgemerkt dat Thomas wel erg lang met die knappe Struiner weg was geweest. Ze was er toen nog niet helemaal zeker van of de twee iets hadden, iets wat in haar ogen een prima mogelijkheid was. Thomas was hevig gaan blozen en had stotterend het verhaal van het meer verteld. Moedeloos had hij verteld dat hij geen idee had wat hij nu moest doen, of denken, wat dat aanging. De Struiner gewoon gaan vragen leek geen optie, de arme jongen was echt dodelijk verlegen wat dat betrof. Hij deed nu de grootste moeite om niet in slaap te vallen, maar uiteindelijk gebeurde dat toch, waarop hij wakker werd met de Struiner naast zich.

Vijf dagen na hun aankomst in het kamp plofte Thomas naast haar bij het vuur. Hij keek met een jachtige blik om zich heen, zag dat zijn kwelgeest nergens te bekennen was en liet toen zijn adem met een diepe zucht ontsnappen. Zachtjes kreunend legde hij zijn hoofd in zijn handen, hij zag eruit alsof hij daar direct zou kunnen gaan slapen. Een lachje onderdrukkend schoof Nari een beker naar hem door.

Hij sloeg de inhoud in een keer achterover en legde toen zijn hoofd weer op zijn armen. "Is het zo erg?" vroeg ze. "Bij de goden, ik wil gewoon slapen" kreunde hij, "Ik weet echt niet wat ze van me moet". "Vraag het haar dan" zei Nari, waarop Thomas nogmaals kreunde. Een moment later verstijfde hij, handen hadden zich op zijn schouders gelegd en waren nu aan het kneden. De aanraking was onverwacht, maar eigenlijk helemaal niet onprettig, en al snel ontspande hij weer. Nari keek achter hem, waar de Struiner stond, een ietwat medelijdende blik in haar ogen, maar de plagende glimlach hing nog altijd om haar lippen.


Een blik verzekerde de Struiner ervan dat Nari niets zou zeggen, waarna ze haar volledige aandacht weer op de man voor haar richtte. Die zat nog altijd met zijn hoofd op zijn armen, alleen een goedkeurend geluid zo nu en dan duidde erop dat hij nog wakker was. Nari keek geamuseerd naar het tafereel. Ze vroeg zich af hoe Thomas zou reageren als hij erachter kwam dan het de Struiner was die zijn schouders nu masseerde. Waarschijnlijk zou hij zich dood schrikken. Hij moest ook wel erg moe zijn, dat die gedachte nog niet bij hem opgekomen was. Eigenlijk hoopte ze dat hij gewoon in slaap zou vallen, zonder ooit iets te merken, maar hem kennende zou hij zich vroeger of later gaan afvragen wie hem stond te masseren. Daarnaast was er nog altijd de mogelijkheid dat de Struiner iets zou doen waardoor hij zich van haar bewust werd. Momenteel leek ze daar niet toe geneigd, maar het was maar de vraag hoe lang dat nog zou duren.

Een beweging bij de tenten deed haar omkijken. Amir stapte uit de tent opening en wenkte haar met een vragende blik. Nari stond zo stilletjes mogelijk op, en liep toen bij het vuur vandaan. Het was 's avonds een aardig stuk frisser, de koude avond lucht bezorgde haar kippenvel nadat ze een tijd bij het vuur het gezeten. Bij de tent aangekomen hield Amir de flap voor haar omhoog en volgde haar vervolgens naar binnen. In de tent was het erg aangenaam, de kom op het komfoor verspreide dit maal een andere maar nog altijd prettige geur.

De tent was dit keer wel een stuk voller, naast Wind en IJs, Alain, Ort en Amir waren er nog twee aanwezigen, Struiners aan de tekens op hun huid te zien. Een man in een rood gewaad zat naast het komfoor, zijn vingers trommelden tegen elkaar aan. In tegenstelling tot de meeste Struiners had hij een vriendelijk, bijna kinderlijk gezicht, zijn ogen straalden met een ingehouden vrolijkheid, misschien zelfs ondeugendheid. Tegenover hem zat een mollige vrouw met de mooiste ogen die Nari ooit had gezien. Ze waren diep blauw, met iets van groen dat leek te vloeien als inkt in water. "Ik hoop dat je het niet erg vind dat we ditmaal twee extra toehoorders hebben" zei Amir terwijl ze naast Ort ging zitten. Nari nam weer vlak naast de opening plaats, tussen Wind en aan de andere kant van de opening de speelse Struiner in. De Struiner zat haar strak aan te kijken, onder tussen heen en weer wiegend, een glimlach op zijn lippen. Hij kwam op haar over als een kind dat verwachtte dat ze ieder moment een leuke trucje uit ging halen.

"Nee, het is niet erg" zei Nari nadat ze was gaan zitten. "Mooi," vervolgde Amir, "Broeder, zuster, mag ik jullie voorstellen; dit is Nari, een Utopiaan die vijf dagen geleden bij ons gekomen is. Ze komt uit de stad bij het meer Eli." Beide Struiners knikten haar vriendelijk toe, de glimlach op het gezicht van de man had zich zelfs verbreed, maar zichzelf voorstellen deden ze niet, nog stelde iemand anders hen voor. Nari realiseerde zich dat dit ook de eerste keer zo was geweest, met IJs en Wind. Ze had de twee mannen voor zichzelf namen gegeven, maar ze had geen idee of die ook daadwerkelijk klopten. Ort had iets gezegd over dat ze zelf maar moesten beslissen of en welke naam ze haar vertelden. Ze vroeg zich af wat dat precies inhield. "Hebben de anderen geen namen?" vroeg ze, hopend dat het niet onbeleefd was om te vragen.

Tot haar verbazing was het de mollige vrouw die antwoordde.  "We hebben namen," zei ze, "maar meestal nemen we de naam die ons gegeven word. Ik zal het uitleggen. De Struiners, wij dus, zijn verbonden met een bepaald element. De mijne is bijvoorbeeld water. Sommige mensen associëren dat met nat, dus zo ben ik wel genoemd. Anderen denken bij water aan schoon, of meren, of de zee. Zo ben ik allemaal genoemd. Het zijn allemaal aspecten van wat water is en kan doen. Lang geleden ontdekten de Struiners dat onze magie beter werkt als mensen er hun eigen naam aan mogen geven. We weten niet waarom dat is, maar sindsdien laten we mensen hun eigen naam kiezen. Sommige namen zijn.. nauwkeuriger dan de ander als het gaat om de beschrijving van ons persoonlijk, maar ze bezitten allen een kern van waarheid. Het is maar net hoe je het bekijkt."

Nari was opgelucht dat ze niet een of ander taboe ter sprake had gehad. Het was wel vreemd dat Ort het de eerste keer niet gewoon uitgelegd had, maar daar bestede ze verder niet te veel aandacht aan. Ze dacht even na over een naam die ze bij de vrouw zou geven. Het was moeilijker dan ze dacht, geen van de namen die de vrouw had genoemd vond ze genoeg passen. Uiteindelijk bleef ze steken bij Regen. Het was het nog altijd niet helemaal, maar iets passender wilde niet bij haar op komen. "Dan noem ik je Regen" zei ze dus maar, en Regen glimlachte blij verast.

"Dat is een goede naam" zei ze. "Oeh, nu ik, nu ik!" riep de man links van haar, ondertussen half op en neer springend. "Mijn element is vuur, en ik ben al ontelbare dingen genoemd." Nu hij het gezegd had vond ze het inderdaad wel bij hem passen, een warm en vrolijk vuurtje. Hij leek erg opgetogen om een naam te krijgen, als een kind dat in het vooruitzicht is gesteld van een traktatie, of..

Plotseling kwam er een naam in haar op, en ze sprak hem zonder nadenken uit. "Fikkie!" zei ze, direct daarna haar hand voor de mond slaand. Had ze dat werkelijk gezegd?  Hij had haar inderdaad even doen denken aan een klein hondje dat altijd vrolijk was, maar ze betwijfelde zeer of een volwassen man een dergelijke naam op prijs zou stellen, ook al had die wel een connectie met vuur. Even hing er een stilte in de tent, en toen begon IJs hard te lachen. Het volgende moment deed ook Fikkie mee, gevolgd door een vrolijk gegiechel van Amir en de proestende lach van Ort.  Wind leek de hele situatie ook heel amusant te vinden, en Regen moest duidelijk moeite doen om ook niet in lachen uit te barsten. Alain leek de enige te zijn die de grap niet helemaal begreep, hij haalde glimlachend zijn schouders naar haar op.

Ereinion

Het stond er al een tijdje, maar ik heb het nu pas gelezen. Je weet het goed te beschrijven, ik zat er lekker in.

Een tip (als je het niet erg vindt): in de eerste alinea's wissel je telkens van perspectief tussen Nari en Thomas. Daardoor kon ik het niet zo goed volgen.
Alleen mensen zonder fantasie, vluchten in de realiteit.

Ciara

Ik weet het ja, dat stuk is inmiddels ook aardig omgegooid, maar ben nog steeds niet helemaal tevreden. Ben al wel weer een stukje verder, niet veel, ik moet nog bedenken hoe dat specifieke hoofdstuk afloopt.

Ciara

Update: Ik ben weer een heel stuk verder, en ik heb inmiddels zowaar een verloop bedacht die me wel bevalt. Iets waar ik in het begin helemaal niets meed deed, niet eens over nagedacht, maar plostelong was het, ploep, en het idee was er gewoon. Ben nu alleen een beetje aan het uitvogelen of ik het begin ervan niet te plotseling heb geïntroduceerd..het idee zelf bevalt me in ieder geval, dus de uitwerking komt zoweiso. Aan de ene kant wil ik het (ongeveer) zo laten, aan de andere kant wil ik nog een stuk toevoegen, maar ergens kan dat ook wel weer later, wat nasty is voor lezeers omdat je dus door moet lezen om te weten hoe en wat :p Ik heb het stukje hierooder gepost, spui vooral jullie mening zou ik zeggen.


Hij werd gestoord tijdens zijn slaap, iets waar de voorzitter een gruwelijke hekel aan had. Had hij niet al genoeg aan zijn hoofd zonder dat ze hem ook nog uit zijn slaap hielden? Het hele gedoe met Victoria, de Ziener, de Zwijgers. Stuk voor stuk problemen waar een man jaren van zijn leven mee verloor, en hij zat met allemaal opgescheept. Misschien zouden ze weggaan als hij ze gewoon negeerde. Het gebonk op zijn deur hield echter aan, en uiteindelijk kwam hij kwaad zijn bed uit. "Wat? Wat?!?" Riep hij kwaad terwijl hij naar de deur beende en die met een ruk open trok. Voor hem stond een jonge Stichter die enigsinds bang keek. "Wat moet je? Het is verdorie midden in de nacht!" "Ja voorzitter, het spijt me voorzitter," brabbelde de Stichter "maar dit is dringend. Het is weer gebeurd, voorzitter. Ik weet niet wat ik moet doen voorzitter, wat ik ook doe, niets werkt." Het gezicht van de voorzitter vetrok. Alweer. Niet alweer. "Laat zien" zei hij waarop hij zijn kamer uitbeende. De Stichter haaste zich om de man voor te zijn. Samen snelden ze naar het hart van het Magitorium, waar alle magie die Utopia samenhield bij elkaar kwam.

Daar aangekomen zag de voorzitter bijna direct waar de fout zat. "Wie hebben hem dit maal aangelegd?" Vroeg hij de Stichter. "Ramus, Junia, Mevea en Giordy, voorzitter" De moed zakte hem nog meer in de schoenen. "Dat zijn onze beste magiërs" Zei hij zachtjes. "Ja voorzitter. Vandaar dat ik U er bij heb gehaald. Wat doen we nu? Zonder brug kunnen de voorraden de stad niet meer bereiken. Het is wel eens vaker gebeurd, maar zo lang? En de illusies heer, de gaten, ze blijven terugkomen. Aan de randen in het inmiddels zo erg dat repareren geen zin meer heeft. Hoe kan dat? Wat gebeurt er met ons? Wat moeten we doen?" De Stichter klonk angstig, en terecht. Maar de voorzitter kon hem moelijk alles vertellen, want de wrede waarheid was dat niemand wist wat er precies aan de hand was. "Ik kan je vragen niet beantwoorden jongen, deze zaken gaan ver boven jouw hoofd." Zei hij daarom. "Ik wil graag dat je de rest wakker maakt. Stuur ze hier naar toe, en ga daarna naar bed. Je hebt genoeg gedaan voor vandaag." De voorzitter keek peinsend naar de muren waar de magie wervelde en draaide, de bouwstenen van Utopia. Hij bleef zo staan tot hij de jonge Elf weg hoorde gaan. Toen liet hij zijn hoofd hangen en zijn schouders zakken. Wat was er aan de hand? Wat konden ze er aan doen? Het wegvallen van de brug, de gaten in de illusies, het was allemaal al eerder gebeurd, vele malen eerder. Maar de laatste tijd leek het erger te worden, vaker te gebeuren, en reparaties werden steeds moeilijker. Daarnaast waren er steeds minder bekwame Stichters, zij die daadwerkelijk de kracht en het talent bezaten om illusies te maken, repareren, maar ook de brug intact te houden. En als een lagere Stichter als Victoria daar achter kon komen, dan was het slechts een kwestie van tijd voor de rest erachter kwam. Moedeloos draaide de voorzitter zich naar het hart van de ruimte, waar het Kristal op zijn sokkel nog altijd pulseerde met magie. Nog altijd kon de schoonheid van het Kristal hem de adem benemen, en ditmaal trooste de voorzitter zich eraan. Soms, als hij een tijdje in de kamer was geweest, zou hij bijna zweren dat het Kristal tegen hem praatte. Hij mocht zich graag voorstellen dat het inderdaad zo was. Al tweehonderd jaar kwam hij in deze kamer, de band die hij met het Kristal had was eigenlijk onmiskenbaar. Hij werd oud, dat was het probleem. Zo veel te doen, zo weinig tijd, en niemand met de juiste eigenschappen om het straks van hem over te nemen. Liefkozend haalde hij zijn hand over het oppervlakte van het Kristal. Niemand die hem kon helpen, alleen het Kristal was er altijd, zou er altijd voor hem zijn. Hij liet zich tegen de sokkel op de grond zakken en sloot zijn ogen. Hij was moe, zo verschrikkelijk moe. Even zijn ogen rusten zou hem goed doen, hier, in de troostende nabijheid van het Kristal. Hij sloot zijn ogen, sloot ze om ze vervolgens nooit meer open te doen.

De andere raadsleden vonden hem zo, zittend op de grond, zijn ogen gesloten. Iedereen wist al waarom ze naar de Kristallen kamer waren geroepen, maar dit hadden ze niet verwacht. Wat was er gebeurd? Was de druk de voorzitter te veel geworden? Hij hij het probleem alleen willen oplossen, zichzelf daarmee uitputtend? De raadleden keken elkaar angstig aan, niemand wist wat ze nu moesten doen, niemand wilde het initiatief nemen, uit angst te falen. De problemen met Utopia waren al erg genoeg, maar nu, nu hadden ze ook nog eens geen leider. Wat ze ook probeerden, ze konden de voorzitter niet wekken. Uiteindelijk opperde iemand om hem terug te brengen naar zijn kamer, misschien zou hij later weer wakker worden. Zo gezegd, zo gedaan, maar daarmee waren hun problemen nog niet ten einde. In tegedeel, de problemen waren net begonnen. De falende illusies, de brug, dat alles was slechts het begin. Snel zou de brug helemaal niet meer bestaan, en daarna zouden steeds meer illusies wegvallen. De Stichters zouden nu snel zwakker worden, want het Kristal had honger. De voorzitter was de eerste, maar meer zouden volgen. Veel en veel meer, tot iedereen van magie en leven verstokt was. En dan, ja dan zou Hatabi volgen. Dat was het doel waar het voor gemaakt was. Om de draken van welleer te wekken had men nu eenmaal veel energie nodig. Slechts drie waren er nog over, waar er vroeger vijf waren geweest. Drie, maar het was genoeg. Niet lang meer, dan zouden de Kristallen harten genoeg energie bevatten om de energie van het land zelf op te nemen. En dan, als alle harten verzadigd waren, zouden ze terugkeren naar hun lichamen, en zouden draken weer over de wereld heersen.